De teleurstelling was groot toen ik op een vrijdag in maart na de busreis vanaf het vliegveld onze auto kwam ophalen bij onze vrienden, Noulis en Odette. Onze buurvrouw, Kiria Martina, moest nog in Athene zijn, want ze hadden al drie maanden geen teken van leven gezien als ze bij ons huis waren.
Terwijl ze in december nog tegen mij gezegd had dat ze maar een maand in Athene zou blijven. We waren alledrie ongerust, tenslotte was ze al 73 en had hartproblemen. We spraken af dat ik de volgende dag Iraklis, haar in Athene woonachtige zoon zou bellen. Met een onbehagelijk gevoel reed ik de tien kilometer in het donker naar ons kleine dorpje. Vanaf het begin dat wij onze ruïne kochten, was mijn band met Kiria Martina groot. Hoewel mijn Grieks toen echte communicatie nog niet mogelijk maakte, was er iets. Later hebben we dit wederzijdse gevoel wel kunnen bespreken maar volgens Kiria Martina was het niet alleen het feit dat we haar geboortehuis van ruïne weer tot leven hadden gebracht, maar verder kon zij het ook niet verklaren.
Allerlei doemscenario’s kwamen in mij op terwijl ik de nauwe bochten naar boven reed. Bij de laatste bocht keek ik automatisch naar linksboven naar het huis met de vale blauwe luiken: er brandde licht!!! Uit blijdschap gilde ik het uit, terwijl de tranen over mijn wangen stroomde. Vanwege het late tijdstip hield ik me in. Stel je voor dat ze een hartaanval zou krijgen als ik op haar deur zou gaan bonzen. De volgende ochtend was ik al vroeg wakker. Snel douchen en aankleden en de deur en poort open zetten. Nog geen vijf minuten later: Diana, mijn kind, je bent er Huilend vielen we elkaar in de armen en een waterval van Griekse woorden werd over me heen gestrooid. Nadat ze gekalmeerd was, vroeg ik haar het verhaal nog eens rustig aan te vertellen. Het bleek dat zij donderdag naar het dorp was gekomen, ondanks dat haar drie kinderen hadden gezegd dat er in dit jaargetijde toch niets op het land hoefde te gebeuren en dat het alleen maar koud en nat zou zijn (de volgende twee weken was het weliswaar fris, maar zonnig). Maar ze had zich niet laten vermurwen, haar Nederlandse kind zou in maart komen en dan moest ze er zijn.
De dagen daarop verliepen zoals altijd: goedemorgen wensen, tussen de middag een bordje gekookte groente (meestal chorta) met de vraag of ik die avond thuis ben en zo ja, of Kiria Martina nog even langs zou komen. En als ze ’s avonds even komt buurten dan krijg je een verslag van de werkzaamheden en gebeurtenissen. Een betere Griekse leerschool kun je je niet bedenken. Soms lastig omdat ze niet kan lezen en sommige woorden dan lastig zijn op te zoeken in het woordenboek. Maar we komen er altijd wel uit. In ieder geval begrijp ik de grote lijnen en kan ik mijn belevenissen van de dag vertellen.
De week daarna kwam Jeroen. Ook hij werd hartelijk begroet. De tweede dag dat hij er was, nam hij de taak op zich om ons slinkende houtvoorraad te inspecteren. We hebben maar vijf volwassen bomen in onze tuin, dus er was niet veel meer over. We besloten toch de resterende dagen gewoon lekker de open haard aan te doen. Als ik in april zou komen, zou ik wel proberen ergens hout te kopen. ’s Middags was de deur dicht in verband met de harde en frisse wind. Er werd geklopt en Jeroen doet open.”Je moeder” zegt hij tegen mij. We werden gesommeerd om ook ieder twee plastic tasjes mee te nemen, want we gingen hout halen. Gedrieen liepen wij de heuvel rond naar het land van Kiria Martina en daar moesten we hout sprokkelen. De terugweg was een soort Hans en Grietje, want de Griekse supermarkttasjes zijn niet echt geschikt voor het vervoer van stronken eikenhout. De opbrengst inspecterend zei Kiria Martina dat we nog een keer moesten, maar had ik geen grotere tassen? Gelukkig, twee blauwe Ikea tassen werden goedgekeurd. Dezelfde trip gemaakt en op de terugweg moest Jeroen in het midden en de dames aan de buitenkant lopen.